Levert de verhuur van studentenkamers belastbaar inkomen in box 1 of in box 3 op? Als de opbrengsten in box 1 vallen, gaat het dan om winst uit onderneming of om van resultaat uit overige werkzaamheden? Deze vragen zijn onlangs aan het gerechtshof voorgelegd. Bij de verhuur van onroerende zaken wordt de grens tussen vermogensbeheer en onderneming gevormd door de omvang van de persoonlijk verrichte arbeid en het daarmee behaalde rendement. Er is pas sprake van een onderneming als meer arbeid wordt verricht dan bij normaal vermogensbeheer gebruikelijk is en het daarmee behaalde rendement hoger ligt.
Procedure
De procedure betrof iemand die in 25 jaar tijd in totaal 23 panden heeft aangekocht, die hij gebruikt voor kamerverhuur. Het beheer van de panden is aanvankelijk gedeeltelijk en later geheel uitbesteed aan een externe partij. De eigenaar geeft de opbrengsten
van de panden aan in box 3. Daarnaast beheert de eigenaar enkele panden voor een derde, waarvoor hij een wisselende vergoeding ontvangt. Deze vergoeding verantwoordt hij als resultaat uit overige werkzaamheden. De inspecteur is van mening dat sprake is van
winst uit onderneming. Bij het vaststellen van de aanslagen over 2010 en 2011 is de inspecteur afgeweken van de aangiften. Over de jaren 2007 tot en met 2009 heeft de inspecteur navorderingsaanslagen opgelegd.
Onderneming
Een onderneming is een duurzame organisatie van kapitaal en arbeid, die deelneemt aan het maatschappelijke productieproces om daarmee winst te behalen. In dit geval moest de inspecteur aannemelijk maken dat de exploitant van de panden meer arbeid verrichtte
in het kader van de verhuur dan gebruikelijk en dat het behaalde rendement hoger lag. Daar slaagde de inspecteur niet in. De door de inspecteur aangevoerde activiteiten als het innen van de huur, het regelen van nieuwe huurders, het opstellen van huurcontracten,
het uitvoeren van inspecties na afloop van het huurcontract en het voeren van de administratie zijn werkzaamheden die passen bij normaal vermogensbeheer. De voor het beheer van de panden betaalde vergoeding van € 7.200 was in verhouding tot het aantal panden
bescheiden. De navorderingsaanslagen over de jaren 2007 tot en met 2009 moeten volgens het hof worden vernietigd. De aanslagen voor de jaren 2010 en 2011 moeten overeenkomstig de ingediende aangiften worden vastgesteld.